Onder mijn schedeldak zit een stemmetje. Het komt met name tot leven wanneer ik mij vol overgave op een verhaal heb gestort. Je zult het wel herkennen. Een sluipmoordenaartje is het. De spijker die weken geleden al op je pad lag en die je binnenband pas doorboort wanneer je je fiets het meest nodig hebt. Hij kruipt en sluipt, en houdt zich stil zolang je schrijfflow aanhoudt. Tot het moment waarop je begint te twijfelen. Dat kan over een woord zijn, dat kan over een zin zijn, maar het stemmetje zal ervoor zorgen dat de twijfel uitvloeit over je hele verhaal.
‘Klopt niet, hè?’ zegt-ie dan pesterig en met de vanzelfsprekendheid van een oerschrijver.
Op zulke momenten probeer ik de schade te beperken door alles te schrappen wat ik zojuist in woorden heb neergezet. Olie op het vuur.
‘Oei, dat was veel werk,’ klinkt het dan. ‘Jammer. Maar het klopt nog steeds niet.’
Dat zie ik ook wel. Ik zie het altijd. Het is het enige wat ik zie. Ook dat bevestigt het stemmetje maar al te graag.
Waar ben je eigenlijk mee bezig?
Naarmate ik meer schrap en schrijf, wordt hij luider en scherper. Soms ronduit gemeen.
‘Aiaiai, nóg een bijvoeglijk naamwoord? Ken je echt geen andere manier om je zin kracht bij te zetten? Lees een boek. Kijk hoe echte schrijvers dat doen.’
Bij dat laatste heeft-ie me te pakken, al gaat-ie vaak nog even door. Over het nut van een geïntroduceerd personage; over de redenen waarom iets gebeurt; over het karakter van de protagonist (‘Waarom lijkt ze nu ineens zo veel op jou? Je wilde haar toch sterk en zelfverzekerd maken?’)
. . .
Wanneer hij mij wijst op een doos onverkochte exemplaren van mijn laatste schrijfsel, is de maat vol. Dan sluit ik zonder op te slaan mijn bestand en start ik een of ander dom spelletje. Even niet nadenken. Blik op oneindig en verstand op nul. Als een soort zombie, maar bovenal in control.
Tot ook dat spelfiguurtje zich tot mij keert en zegt: ‘Zeg, waar ben jij eigenlijk mee bezig?’
Nee, ik hoef geen meelij of medeleven. Daar is het mij niet om te doen. Het kan niet anders dan dat veel schrijvers met zo’n stemmetje kampen. Daar zal het stuurloze van creativiteit wel debet aan zijn. Maar ik vroeg mij af hoe (en of) uitgevers hun schrijvers daarin begeleiden en onlangs speelde ik met de gedachte om een redacteur in de arm te nemen. Als een soort tegenhanger – of misschien wel belichaming – van dat stemmetje onder mijn schedeldak. Als baken, als boei, als hulp om mijn verhaal in de juiste richting te zetten. Maar die intentie is weggezakt.
Want hoe stuur je iets bij wat nog niet eens geschreven is?
* * *